SV | En de kinderen Israels zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen. |
WLC | וַיֹּאמְר֤וּ בְנֵֽי־יִשְׂרָאֵל֙ אֶל־שְׁמוּאֵ֔ל אַל־תַּחֲרֵ֣שׁ מִמֶּ֔נּוּ מִזְּעֹ֖ק אֶל־יְהוָ֣ה אֱלֹהֵ֑ינוּ וְיֹשִׁעֵ֖נוּ מִיַּ֥ד פְּלִשְׁתִּֽים׃ |
Trans. | wayyō’mərû ḇənê-yiśərā’ēl ’el-šəmû’ēl ’al-taḥărēš mimmennû mizzə‘ōq ’el-JHWH ’ĕlōhênû wəyōši‘ēnû mîyaḏ pəlišətîm: |
En de kinderen Israëls zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En de kinderen Israels zeiden tot Samuel: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!